De Vluchtelingen


Vluchten in de 16de eeuw.

Tussen 1520 en 1550 liet Keizer Karel V een aantal strafwetten afkondigen die de lokale, regionale en centrale overheden toelieten om repressief op te treden tegen religieuze dissidenten. De toon van deze zogenaamde plakkaten werden steeds strenger. Aanvankelijk (1520) betrof het een verbod op het bezit van lutherse boeken, wat ondermeer aanleiding gaf tot boekverbrandingen in Leuven, Antwerpen en Gent. In het plakkaat van 1529 werd de doodstraf gesteld en in 1550 volgde het uiteindelijk sluitstuk, het zogenaamde bloedplakkaat. Dit betekende dat alleen al het bijwonen van ketterse bijeenkomsten, het lezen en verklaren van de bijbel of zelfs op het huisvesten van protestanten de doodstraf stond. Voor wie volhardde in zijn overtuiging, was dit de vuurdood. Karels opvolger, zijn zoon Filips II, bleef verder dit bloedplakkaat toepassen. De meeste slachtoffers van de plakkaten waren uitgeleverd door de inquisitie.

Al deze inspanningen zorgden ervoor dat de reformatie in de Nederlanden slechts moeizaam voet aan de grond kreeg. De repressieve politiek kon de doorbraak van het protestantisme niet verhinderen. Door de vele internationale bindingen werden de ideeën van Maarten Luther in de Nederlanden geïntroduceerd. Lutherse boeken werden in het geheim gedrukt vanaf 1520 en intens gelezen. Daarentegen ontwikkelde er zich in de Nederlanden een brede stroom die gemakkelijkheidhalve onder de gemeenschappelijke noemer sacramentariërs kan worden gebracht. Binnen deze groep leefde de overtuiging dat de kerk van binnenuit kon vernieuwd worden. De repressieve overheid dreef deze groepen evenwel uiteen: arrestaties, terechtstellingen en uitwijking volgden. Zo kwam een groep onder leiding van de Gentenaar Maarten Utenhove in 1548 in Canterbury aan, waar de eerste Nederlandstalige vluchtelingenkerk op Engelse bodem werd opgericht. Twee jaar later, 1550; kregen deze Nederlandstalige vluchtelingen de kerk van Austin Friars in Londen toegewezen. De eerste breuk met de traditionele kerk voltrok zich bij de wederdopers of anabaptisten. De wederdopers rekruteerden vanaf 1530 vooral in de Noordelijke Nederlanden. Na de val van Münster, dat als het Nieuwe Jeruzalem werd aanschouwt, zochten verschillende kleine groepjes wederdopers hun toevlucht in Vlaanderen en Brabant. Ook hier werden ze omstreeks 1538 heftig vervolgd en van de kaart geveegd. Vanaf 1550 doken de wederdopers opnieuw op en volgden hun geestelijke leidsman Menno Simons (vandaar menisten of mennonieten). Zijn authentiek pacifisme sloeg in de Zuidelijke Nederlanden vooral aan bij de lagere sociale klasse. Ondanks de vervolgingen slaagden ze erin zich te handhaven tot in de 17e eeuw.

In de tweede helft van de 16e eeuw werd het calvinisme de bepalende reformatorische stroming in de Nederlanden. Het roerige zuiden, met vooraan de handelsmetropool Antwerpen en de steden van de plattelandsgebieden, stond veel meer open voor de religieuze vernieuwing verkondigd door Johannes Calvijn uit Genève.

In 1544-1546 was de overheid bijzonder hard opgetreden tegen de prille protestantse kernen in de Nederlanden; voor de eerste maal zochten de mensen op een min of meer georganiseerde wijze hun toevlucht tot emigratie naar Duitsland en Engeland. Van meet af aan werden vanuit Londen en de Duitse ballingsoorden contacten met het moederland gelegd. Dit wijst op het ontzettend groot belang van deze vluchtelingenkerken doorheen de 16e eeuw. Ze fungeerden immers niet alleen als toevluchtsoord, maar ze ontwikkelden zich vooral tot gemeenten van waaruit de kerkelijke organisatie en discipline en de verspreiding van de nieuwe leer in het moederland efficiënt werden aangepakt. Toen tussen 1554 en 1559 Mary Tudor op de Engelse troon zetelde, werd de Vlaamse vluchtelingengemeente in Londen tijdelijk opgeheven. Vluchtelingen zochten een nieuwe bestemming, ondermeer in Emden in Oost-Friesland, dat de voortrekkersrol van Londen tijdelijk zou overnemen, maar anderen waagden zich opnieuw in de Nederlanden.

Precies in deze periode, in 1555, werd in Antwerpen de eerste (protestantse) gemeente in de Nederlanden gevormd. Wellicht is het geen toeval dat dit samenviel met de opheffing van de vluchtelingenkerk in Londen. Vanuit Antwerpen werden contacten gelegd in Vlaanderen en Brabant. De Scheldestad bleef ook verder een prominente plaats in de protestantse beweging in de Nederlanden innemen.

In het zuiden van het land was vooral predikant Guy de Brès actief. Hij was in Genève in de leer geweest en leidde vanaf 1559 een bloeiende gemeente in Doornik, van waaruit vervolgens ook Rijsel en Valenciennes werden bediend. Een eerste steen van wat enkele jaren een massabeweging zou worden, werd vooral in Doornik en Valenciennes gelegd. Het succes van het calvinisme in de Waalse industriesteden mag niet los worden gezien van de Hugenootse invloed van het nabije Frankrijk. In het zuiden van het land was vooral predikant Guy de Brès actief. Hij was in Genève in de leer geweest en leidde vanaf 1559 een bloeiende gemeente in Doornik, van waaruit hij ook Rijsel en Valenciennes werden bediend. De eerste steen van wat enkele jaren later een massabeweging zou worden, werd vooral in Doornik en Valenciennes gelegd. Het succes van het calvinisme in de Waalse industriesteden mag niet los gezien worden van de Hugenootse invloed van het nabije Frankrijk.

Maar wellicht de meest opmerkelijke doorbraak van het protestantisme vanaf de late jaren 50 vond plaats op het platteland van Zuid-West-vlaanderen, de streek tussen Duinkerke en Ieper die in de 16de eeuw het Westkwartier werden genoemd. De ontwikkelingen in dit zogenaamde Westkwartier werden gestuwd door de nabijheid van Frankrijk, de economische banden met Antwerpen en vooral de invloed vanuit de Engelse vluchtelingenkerken. In grote delen van dit Zuid-West-Vlaamse platteland had zich een bloeiende plattelandsnijverheid ontwikkeld. De sociale impact van deze economische transformatie wordt nog het best geïllustreerd door het voorbeeld van Hondschoote. Hondschoote legde zich toe op de productie van saaien, fel gekleurde lichte weefsels die overal in Europa fel werden begeerd. Dit leidde in het midden van de 16de eeuw tot jaarlijkse topproducties van 100.000 stuks; de bevolking groeide er op een onbeheerste manier aan van 2500 in de 15de eeuw tot 15.000 omstreeks 1560. Dit wil zeggen dat dit overbevolkte dorp op het Vlaamse platteland meer inwoners telde dan menig Europese stad met internationale allure.

Het was precies in deze gebieden waar de plattelandsindustrie de traditionele agrarische structuren indringend had gewijzigd, dat vanaf de late jaren 50 het protestantisme zich sterk kon doorzetten. De nieuw gezinde activiteit kreeg vooral een sterke impuls toen in 1561 Vlaamse vluchtelingen toestemming kregen om in het sluimerende havenstadje Sandwich in Kent een vluchtelingengemeente op te richten. Deze gemeente was nagenoeg uitsluitend samengesteld uit vluchtelingen uit het Westkwartier van Vlaanderen. Van meet af aan ijverden de protestantse voormannen van Sandwich onder leiding van de heftige predikant Jacob de Bruyzere ervoor om het calvinisme op het thuisfront te verspreiden. Dit leidde in beginnende jaren 60 tot een calvinistische agitatie in de textielgebieden van het Westkwartier.

Overheidsdienaars rapporteerden dat het strikt toepassen van de geloofsplakkaten hier een waar bloedbad zou veroorzaken. Maar al vlug gingen de calvinisten er verder dan het clandestien beleggen van conventikels en bijbellezen. Verschillende keren slaagden ze erin om gevangenen geloofsbroeders op een gewelddadige manier uit de gevangenissen te bevrijden en in juli 1562 werd op het kerkhof van het dorpje Boeschepe voor de eerste maal in de Nederlanden een gewapende, openbare protestantse predikatie gehouden. Conventikels, gevangenisbraken en de predikatie van Boeschepe waren allemaal georganiseerd in vluchtelingenkerken in Engeland. Het zal dan ook niet verwonderen dat toen in het cruciale jaar 1566 de Beeldenstorm in de Nederlanden uitbrak, deze actie begon in het Westkwartier van Vlaanderen en dat enkele kopstukken uit de vluchtelingenkerken er de leiding van hadden.

Het wonderjaar 1566:



In 1566 brak de nieuwe religie in grote delen van de Nederlanden wel echt door. Dit kon omdat ondermeer de politieke omstandigheden in de Nederlanden aan het wijzigen waren. We stelden reeds dat er in diverse kringen verzet was om de geloofsvervolgingen naar de letter door te voeren. Toen de hoge landadel zich hoe langer hoe meer wist op te dringen aan het hof in Brussel, ijverden zij resoluut om de inquisitie af te zwakken en de plakkaten minder streng toe te passen. De onverzoenlijke houding van de vorst op dit vlak leidde tot een politieke protestbeweging van de adel die al vlug uitsluiting vond bij Calvinistische consistories. Onder druk van de adel kondigde landvoogdes Margaretha een soepeler toepassing van de geloofsplakkaten af.

Dit gebaar werd door de protestanten aangegrepen om zich vrijer te bewegen en in de openbaarheid te komen. Dit werd sterk gestimuleerd door een massale terugkeer uit vluchtelingenkerken naar de Nederlanden. Vanaf mei-juni 1566 werden er hagenpreken georganiseerd: het aantal toehoorders liep in de hoogtijdagen (juli – augustus) op tot meerdere duizenden. De toon van de predikanten werd steeds heftiger: er werd opgeroepen om de afgodsbeelden uit de kerken te verwijderen. Deze beweging liep dan ook uit op een beeldenstorm. Deze systematische beeldenvernietiging uit de katholieke bedehuizen begon niet toevallig op 10 augustus 1566 uit het roerige Zuid-West-Vlaanderen. De beeldenstorm werd aldaar uitgevoerd door rondtrekkende groepen onder leiding van radicale predikanten. De volgende maanden werd beeldenstormen in grote delen van de Nederlanden voltrokken.

Het gevolg was dat in verschillende steden en plaatsen de katholieke eredienst stilviel en de protestanten vrijheid van geloofsuitoefening bekwamen. In Waalse steden zoals Doornik en Valenciennes namen de protestanten zelfs het bestuur in handen; in het roerige plattelandsgebied van Zuid-West-Vlaanderen poogden geuzenmilities tevergeefs een ommuurde stad (Ieper, Veurne e.a.) in te nemen. Verschillende calvinistische edelen voerden de beeldenstorm door in hun rechtsgebied; dit was ondermeer het geval in Vianen dat door Hendrik van Brederode, de leider van de adellijke oppositie, werd uitgebouwd tot een bolwerk van het calvinistische verzet.

“Patientighe Verjaeghde”: de
emigrant laat al zijn bezittingen achter en slaat op de vlucht omwille van de godsdienst-vervolgingen. Uittreksel uit “Patienta”
van Joris Hoefnaghel (1545-1600).
Austin Friars, de Nederlandse vluchtelingenkerk in hartje London.
Tussen 1560 en 1640 kwamen zoveel Vlaamse vluchtelingen toe in het Engelse
kuststadje Sandwich, dat het stadje overvol geraakte en velen hun heil zochten in andere steden en dorpen in de regio Kent. Het “Dutch House” (Vlaamse huis) is één van de best bewaarde voorbeelden van Vlaamse bouwwerken in Sandwich.

Tussen 1560 en 1640 kwamen zoveel Vlaamse vluchtelingen toe in het Engelse
kuststadje Sandwich, dat het stadje overvol geraakte en velen hun heil zochten in andere steden en dorpen in de regio Kent. Het “Dutch House” (Vlaamse huis) is één van de best bewaarde voorbeelden van Vlaamse bouwwerken in Sandwich.

Het is treffend hoe het katholieke bevolkingsdeel deze machtsgreep meestal lijdzaam onderging; in Frankrijk waren de katholieken veel strijdbaarder en leidde de machtsgreep van de calvinisten tot een ware burgeroorlog. Globaal kan worden gesteld dat vooral in de grote steden en de proto-geïndustrialiseerde plattelandsgebieden het protestantisme in deze periode vaste voet aan de grond kreeg; toch betrof het steeds een minderheid. Voor het plattelandsgebied rond Ieper – een van de streken waar het protestantisme zeer sterk vertegenwoordigd was – is vrij nauwkeurig cijfermateriaal beschikbaar dat het protestantse bevolkingsdeel op ongeveer twintig procent laat begroten.

In het najaar van 1566 herstelde de regering in Brussel zich en slaagde ze erin het protestantisme opnieuw aan banden te leggen.
De godsdienstvrijheid werd gradueel teruggeschroefd en uiteindelijk volledig verboden. Enkele verzetshaarden bleven weerstand bieden, maar tegen Pasen was de laatste weerstand gebroken. Al wie zich tijdens het wonderjaar teveel had gecompromitteerd of zijn protestants geloof in vrijheid wilde uitoefenen, koos het hazenpad: de vluchtelingenkerken in Engeland en Duitsland konden de vluchtelingenstroom nauwelijks aan en verschillende nieuwe plaatsen werden aldaar aan de vluchtelingen toegewezen. Anderen bleven ter plaatse en gingen opnieuw in de clandestiniteit, hopend op betere tijden.

De hertog van Alva in de Nederlanden

Op 22 augustus 1567 reed Alvarez de Toledo, hertog van Alva, aan het hoofd van een tienduizend man sterk keurleger Brussel binnen. Hij had nauwgezette instructies bij van koning Filips II. Zijn voornaamste opdracht bestond erin de komst van de koning naar de Nederlanden voor te bereiden. Daartoe dienden ondermeer de schuldigen aan de opstand van 1566 te worden bestraft en de “verdachte” elementen uit de bestuurlijke kaders te worden verwijderd.

De repressie na het wonderjaar en vooral het optreden van de Raad van Beroerten had opnieuw een stroom vluchtelingen richting Engeland (Londen, Sandwich, Colchester, Norwich, Dover, enz…) en Duitsland (Emden, het Rijngebied, de Palts, …) op gang gebracht. In deze plaatsen organiseerden de geloofsvluchtelingen zich in kerkgemeenschappen met eigen consistories en predikanten. Tussen deze gemeenschappen en de enkele clandestiene gemeenten in de Nederlanden zelf kwam het tot een samenwerkingsverband dat in 1572 tijdens de synode van Emden definitief haar beslag kreeg. Vanuit de ballingsoorden werden de geloofsbroeders die waren achtergebleven, ondersteund en werd het verzet om in de Nederlanden alsnog het tij doen keren ondersteund.

De ballingen in het buitenland waren inderdaad niet van plan om bij de pakken te blijven zitten. De coördinatie van het verzet tegen de Spaanse aanwezigheid in de Nederlanden lag nu bij Willem van Oranje. Hij was de enige van de oorspronkelijke oppositie van de hoge adel die in 1568 nog bij machte was om leiding te geven. Vanuit zijn slot in het Duitse Dillenburg zocht hij toenadering tot Franse hugenoten, Duitse protestantse vorsten en de vluchtelingenkerken in Engeland en Duitsland. Het was duidelijk dat enkele nog een militaire confrontatie de toestand kon veranderen en daartoe waren geld en een staand leger nodig. Net zoals in 1566 vonden nu ook in ballingschap de politieke en de religieuze oppositie steun bij elkaar.

Het zag er evenwel naar uit dat de militaire positie van Alva in de Nederlanden onaantastbaar was. De eerste gecoördineerde actie in 1568 om zowel vanuit Duitsland, Frankrijk als Engeland voorbereid door een terreurgroep (bosgeuzen) die priesters en Spaansgezinde overheidspersonen terroriseerden. De arrestatie en het daaropvolgende verhoor van enkele leiders verijdelden de plannen aldaar vooraleer ze konden worden uitgevoerd. Enkel de inval vanuit Oost-Friesland kende een tijdelijk succes. Latere pogingen liepen al evenzeer op mislukkingen uit. Het zag ernaar uit dat Willem van Oranje zijn droom om het repressieve Spaanse bewind in de Nederlanden opzij te zetten nooit zou kunnen waarmaken.
Naar een scheiding tussen noord en zuid:
Binnen deze brede frontvoering vormden de watergeuzen zowat de extreme vleugel van de rebellen. Deze ongeregelde vloot stond onder leiding van meestal heftige geuzenkapiteins, overwegend lagere edelen, en rekruteerde zijn bemanning in de Nederlandse vluchtelingengemeenten in Engeland en Duitsland. Met hun kaperschepen opereerden ze vanuit Engelse en Duitse havens, maakten de Noordzee onveilig en onderwierpen zich slechts met tegenzin aan de tactische plannen van Willem van Oranje. Dit was ook zo op 1 april 1572. Een watergeuzenvloot zag zich door koningin Elisabeth I verplicht de haven van Dover te verlaten. Voor de kust van de Nederlanden merkten ze dat het havenstadje Brielle in te nemen en kort daarop sloten zich verschillende steden aan bij Holland, Zeeland en Utrecht bij de opstand aan. De bevolking had de voorbije jaren immers zwaar te lijden gehad. De jarenlange dwingende aanwezigheid van Spaanse soldaten, Alva’s rigide financiële hervormingsplannen en de ontwrichting van handel en nijverheid door watergeuzenterreur op de Noordzee hadden voor groot ongenoegen gezorgd.

In de veroverde steden werd de protestantse religie ingevoerd en de rooms eredienst verboden. Op 19 juli 1572 vond in Dordrecht de eerste “vrije” statenvergadering van Holland plaats en Willem van Oranje werd door de opstandige gewesten Holland, Zeeland en Utrecht als stadhouder (gouverneur) erkend. Alva slaagde er niet in de opstandige gewesten opnieuw te veroveren en trok zich eind december 1573 ontmoedigd uit de Nederlanden terug.

Voor de opbouw van de nieuwe politieke en kerkelijke kaders in de opstandige noordelijke gewesten werd vooral beroep gedaan op vluchtelingen die nu uit de ballingsoorden uit Engeland en Duitsland terugkeerden. Deze terugkeer werd nog massaler nadat in 1576, na het plotse overlijden van de nieuwe Spaanse landvoogd Luis de Requesens, alle Nederlandse gewesten de Pacificatie van Gent sloten (8 november 1576). De Staten-Generaal werd het hoogste bestuursorgaan, de kettervervolging werd buiten werking gesteld en er werden niet langer Spaanse troepen op het grondgebied geduld. Maar de samenwerking en de band tussen de verschillende gewesten was zeer broos en weldra vertoonden zich de eerste scheuren.

In grote delen van de Nederlanden kon het calvinisme zich in de jaren 1577-1579 verrassend snel herstellen en dikwijls ging dit gepaard met een nieuwe beeldenstorm in katholieke kerken. Willem van Oranje stelde alles in het werk om de pacificatie en de eenheid tussen de verschillende gewesten te bewaren. Het werd snel duidelijk dat een vreedzame coëxistentie tussen de verschillende religies daartoe een noodzakelijke voorwaarde was. Vandaar dat hij in 1578 een religievrede instelde op basis waarvan beide religies naast elkaar konden bestaan.

Maar de religievrede was geen lang leven beschoren. Naar analogie met wat eerder in Holland en Zeeland was gebeurd, had ook in tal van Vlaamse en Brabantse steden de calvinistische burgerij de macht gegrepen; de nieuwe politieke en geestelijke leiders waren overwegend mensen die uit de vluchtelingenkerken waren teruggekeerd. De katholieke, koningsgetrouwe zuidelijkste gewesten zoals Artesië en Henegouwen distantieerden zich in deze evolutie, verenigden zich in de Unie van Utrecht en zochten opnieuw aansluiting met de Spaanse vorst. Het is vanuit deze gebieden, helemaal in het zuiden van de Nederlanden, dat de bijzondere succesvolle nieuwe Spaanse landvoogd en strateeg Alexander Farnese de komende jaren met veel succes werkte aan de volledige hervorming van de Nederlanden. Een mijlpaal was de inname door Farnese van Antwerpen in 1585. Waar Alva mislukt was, leek Alexander Farnese wel te slagen. Maar het is uiteindelijk Filips ll zelf die ervoor zorgde dat de herovering van de Nederlanden voor Spanje stilviel, waar vandaag nog steeds onderveer de grens is tussen Nederland en België. Filips ll besliste immers in 1588 deze uitmuntende militair terug te trekken en in te zetten voor de herovering van Engeland via de Armada. De veroverde zuidelijke gebieden werden volledig gerekatholiceerd en er volgde nu werkelijk een immense uittocht van zo’n 150.000 mensen, niet meer naar Engeland of Duitsland, maar nu naar de vrije Noordelijke Nederlanden. Deze Noordelijke Nederlanden, de Verenigde Provinciën, groeiden in de 17de eeuw uit tot een Europese mogendheid van formaat.

Besluit

De gebeurtenissen van de 16de eeuw hebben diepe sporen getrokken in de Nederlanden. De doorbraak van de reformatie die door de Spaanse vorsten zo heftig werd bestreden en de opstand tegen dit Spaanse bewind hebben uiteindelijk geleid tot de scheiding tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden, tussen wat wij vandaag kennen als België en Nederland. Hierin hebben de vluchtelingenkerken in Engeland, waar in de loop van de 16de eeuw zo’n 10.000 mensen hun toevlucht vonden in tijden van grote nood, een belangrijke rol gehad als coördinatiecentra voor de verspreiding van het protestantisme en de organisatie van het verzet in het moederland. Maar daarmee is over de betekenis van de Nederlandse vluchtelingenkerken in Engeland nog niet alles gezegd.

Bibliografie. De meest uitvoerige bibliografie treft men aan in: De algemene geschiedenis der Nederlanden, 6 (Haarlem, 1979) In het bijzonder verwijzen wij naar: J. Decavele, de dageraad van de reformatie in Vlaanderen, 1520-1565 (Brussel, 1975) 2dln.; A. Duke, Reformation and Revolt in the Low Coutries (Londen, 1990); G. Janssens, “Verjaagd uit Nederland: Zuidnederlandse emigratie in de zestiende eeuw. Een historiografisch overzicht (ca. 1968-1994)” Nederlands Archief voor kerkgeschiedenis, 75/1 (1995) p. 102-119; Ketters en Papen onder Filips ll (Utrecht, 1986) G. Parker, The Dutch Revolt (Harmondsworth, 1990); A. Pettegree, Foreign Protestant Communities in Sixteenth-Century London (Oxford, 1986); A. Pettegree, Emden and the Dutch Revolt. Exile and the developement of Reformed Protestantism (Oxford, 1992); Revolt and Emigration. Refugees from the Westkwartier in Sandwich in the XVIth century. Essays on the occasion of the Exihibition-Commemoration of the sixteenth-century revolt in the Westkwartier and immigration Sandwich (Kent) (Dikkebus, 1998). Samenvattingvan een uitgebreider artikel door Ludo Vandamme uit Brugge, verschenen in ‘Ons Heem’ jaargang 52, nr 1-1998.